Met maatregelen werken we toe naar een duurzame oplossing van de stikstofproblematiek en het herstel van de natuur. De veranderingen die hiermee gepaard gaan, kunnen vragen met zich meebrengen. Hieronder staan diverse vragen en antwoorden over stikstof, de bronmaatregelen per sector, vergunningverlening en meten en berekenen (waaronder AERIUS).
Staat uw vraag er niet bij? Gebruik de zoekbalk rechtsbovenin het scherm (klik op het vergrootglas en typ een zoekwoord of zoekwoorden). Of neem contact op met de Helpdesk Stikstof.
Wat is stikstofdepositie of stikstofneerslag?
Met stikstofdepositie of stikstofneerslag bedoelen we het neerslaan van ammoniak en stikstofoxiden in natuurgebieden. Deze vormen van stikstof komen in de lucht bij diverse activiteiten. Zo wordt bij landbouw stikstof uitgestoten in de vorm van ammoniak: een kleurloos gas. Dit komt uit mest en kunstmest. Stikstof komt ook voor als stikstofoxide, een stof die wordt uitgestoten door bijvoorbeeld auto’s, schepen en industrieën.
Wat is de herkomst van stikstofneerslag?
Een groot deel van de stikstofneerslag komt uit de landbouw en uit het buitenland. De rest van de neerslag komt uit huishoudens, wegverkeer, internationale scheepvaart, industrie, bouw, energiesector en afvalverwerking. Meer informatie over de herkomst van de stikstofneerslag per bron is te vinden op www.clo.nl en in dit rapport van het RIVM.
Wat is een stikstofgevoelig habitattype en wat is overbelasting door stikstof?
Elk habitattype en leefgebied (type natuur) kent een Kritische Depositiewaarde (KDW). De KDW is de grens waarboven het risico bestaat dat de kwaliteit van een habitat significant wordt aangetast door de verzurende en/of vermestende invloed van stikstofneerslag. Een habitattype wordt als stikstofgevoelig aangemerkt als de KDW lager is dan 2400 mol per hectare per jaar. Als de daadwerkelijke stikstofneerslag hoger is dan de KDW, spreken we van overbelasting door stikstof.
Hoeveel draagt de landbouw bij aan de stikstofproblematiek?
De stikstofdepositie in Nederland is met 50% voor het grootste deel afkomstig van de Nederlandse landbouw. Lees meer over de herkomst van de stikstofneerslag op: Herkomst stikstofdepositie, 2021 | Compendium voor de Leefomgeving (clo.nl)
Welke maatregelen worden genomen in de sector landbouw om de stikstofuitstoot terug te brengen?
Er worden verschillende maatregelen genomen in de landbouwsector. Zo is er een vrijwillige beëindigingsregeling veehouderijen en een Omschakelprogramma Duurzame Landbouw.
Alle bronmaatregelen voor de landbouw vindt u op de pagina ‘Maatregelen Landbouw’.
Hoe kan het dat de veehouderij meer stikstof (ammoniak) uitstoot, terwijl de veehouderij al bijna 70% heeft gereduceerd. Wat voor invloed heeft dat wel of niet gehad?
De veehouderij heeft inderdaad sinds 1990 een aanzienlijke reductie in de ammoniakuitstoot bereikt. Datzelfde geldt overigens voor bijvoorbeeld de mobiliteit en de industrie. Ondanks de gerealiseerde reductie is de stikstofdepositie op veel stikstofgevoelige natuurgebieden nog steeds veel te hoog en heeft de veehouderij daarin het grootste aandeel. Ook is de stikstofemissie uit de landbouw de afgelopen jaren gestegen. Je zou kunnen stellen dat de bereikte emissiereductie heeft geleid tot een situatie waarin er “minder maar nog steeds te veel” depositie plaatsvindt. Dat is op zich een verbetering, maar verandert niet dat er nog altijd teveel stikstof wordt uitgestoten en neerslaat.
Hoe werkt de herbestemming van de opgekochte grond?
Het wijzigen van het bestemmingsplan is nodig om de stikstofdepositie op de daarvoor gevoelige Natura 2000-gebieden die overbelast zijn, blijvend te laten dalen. Het is aan de provincie om te bepalen wat er met de aangekochte grond gebeurt. Door gericht veehouderijen op te kopen en de veehouderij-bestemming van de betreffende locatie te wijzigen wordt gewerkt aan natuurherstel in samenhang met andere gebiedsopgaven. Denkbaar is dat de grond wordt verpacht of verkocht, en dit kan onder omstandigheden ook leiden tot extensivering van nabije blijvende veehouderijen. Opgekochte grond kan dus eventueel wel een landbouwbestemming houden.
Waarom is een sterke en gezonde natuur belangrijk?
Een sterke, veerkrachtige natuur is van groot belang voor de mens en dier. De natuur geeft bijvoorbeeld frisse lucht, drinkbaar water en grond- en voedingsstoffen. Bovendien beschermt de natuur mensen tegen ziekten, droogte, extreem weer en slaat CO2 op.
Waarom is natuurherstel nodig?
Het gaat niet goed met veel natuur in Nederland. Steeds meer planten en dieren verdwijnen. Dit heeft gevolgen voor mens en dier. Daarom maakt de overheid tot 2030 ongeveer € 3 miljard vrij om de natuur in de meest kwetsbare natuurgebieden te herstellen.
Te veel stikstof in de natuur zorgt voor verzuring en vermesting van de bodem en verstoring van het natuurlijk evenwicht. Voedingsstoffen zoals calcium spoelen weg, waardoor de biodiversiteit van planten en dieren afneemt. Dit maakt de natuur kwetsbaar. Planten en dieren die verdwijnen, kunnen voor grote veranderingen zorgen. Zowel in natuurgebieden als in de bebouwde omgeving. De leefomgeving verandert. Het landschap wordt eentonig en het ecosysteem wordt kwetsbaar. Er blijven minder soorten over. En het landschap is minder goed bestand tegen bijvoorbeeld droogte of wateroverlast. Lees hier meer welke stappen het Rijk neemt om de natuur te herstellen.
Wat zijn natuurdoelanalyses?
Een natuurdoelanalyse beschrijft hoe het gaat met beschermde natuur in een gebied, wat de verwachte effecten van geplande maatregelen zijn en in welke richting aanvullende maatregelen nodig zijn om de natuur weer gezond te maken. De analyses bevatten actuele, wetenschappelijke kennis over de staat van de natuur. Deze informatie is van belang voor het opstellen van de gebiedsprogramma’s. Hierin beschrijven provincies onder meer de maatregelen om de natuur te herstellen en doelen voor stikstof te halen.

Een natuurdoelanalyse beschrijft hoe het gaat met beschermde natuur in een gebied en of huidige maatregelen voldoende zijn om de doelen voor natuur te halen. Natuurdoelanalyses kunnen bijvoorbeeld aangeven of verschillende plant- en diersoorten die in het gebied thuishoren voldoende aanwezig zijn, maar ook of de milieuomstandigheden op orde zijn.
Wie stellen de natuurdoelanalyses op?
Provincies, Rijkswaterstaat en ministerie van Defensie stellen de natuurdoelanalyses op voor de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden waar zij verantwoordelijk voor zijn.
Op welke punten toetst de Ecologische Autoriteit een natuurdoelanalyse?
De Ecologische Autoriteit gaat na of de natuurdoelanalyses de benodigde ecologische informatie bevat. Er wordt bijvoorbeeld gekeken of conclusies die in de natuurdoelanalyses getrokken worden, te begrijpen zijn en met de juiste informatie onderbouwd worden. Als er kennis ontbreekt in de natuurdoelanalyse, bijvoorbeeld doordat gegevens nog niet beschikbaar zijn, bekijkt de Ecologische Autoriteit of dan op de juiste manier met deze onzekerheden is omgegaan en hoe deze kennis alsnog opgehaald kan worden.
Wat betekent de natuurdoelanalyse concreet voor gebiedsprogramma’s?
De natuurdoelanalyse laat zien of natuurdoelen met de huidige maatregelen bereikt worden. Wanneer dat nog niet het geval is, dan maakt de natuurdoelanalyse inzichtelijk waar de knelpunten (drukfactoren) zitten die nog opgelost moeten worden om doelen te halen en in welke richting aanvullende maatregelen nodig zijn.
Waar bestaat de natuurdoelanalyse uit?
Voor de natuurdoelanalyses hebben het Rijk en provincies een handreiking opgesteld, die door de Ecologische Autoriteit getoetst is. Daarin staat de minimale lijn voor een natuurdoelanalyse en hoe om kan worden gegaan met eventuele knelpunten bij het maken daarvan.
Wat betekenen de natuurdoelanalyses voor vergunningverlening?
De natuurdoelanalyses hebben geen formele juridische doorwerking op de uitvoering van maatregelen en hebben niet tot doel om vergunningverlening te faciliteren. Voor het verlenen van een vergunning is altijd een passende beoordeling nodig als negatieve effecten van een plan of project op Natura 2000-gebieden niet kunnen worden uitgesloten. De natuurdoelanalyses zijn geen passende beoordelingen en bieden daarom geen directe basis om vergunningen op te verlenen. Er is altijd een aanvullende beoordeling door het bevoegd gezag nodig. De natuurdoelanalyses bevatten wel belangrijke informatie over de toestand van de natuur die betrokken moet worden bij vergunningverlening.
Wat is de Kritische Depositiewaarde (KDW)?
De KDW is de hoeveelheid stikstof in mol per hectare per jaar waarboven verslechtering van de kwaliteit van de natuur niet op voorhand is uit te sluiten. Voor elk type natuur is wetenschappelijk bepaald wat de KDW is: hoe stikstofgevoeliger de natuur, hoe lager de waarde. Op termijn moeten alle Europees beschermde planten, dieren en hun habitats een gunstige staat van instandhouding bereiken. Die wordt bereikt als de beschermde natuur zowel in omvang als kwaliteit weer blijvend floreert. Daarvoor moeten de condities die hiervoor nodig zijn, waaronder de maximale hoeveelheid stikstofneerslag, op orde worden gebracht.
Waarom staat er in de wet een omgevingswaarde voor stikstof gebaseerd op de KDW?
Met een omgevingswaarde voor stikstofreductie als resultaatsverplichting is er een duidelijke wettelijke verankerde doelstelling in de tijd. Hiermee legt de overheid een verplichting aan zichzelf op die nodig is om het doel ‘een gunstige staat van instandhouding van voor stikstofgevoelige beschermde natuur’ te behalen, om zo te kunnen sturen. Dit is een langjarige opgave, vanwege de stikstofbelasting en de huidige staat van de beschermde natuur in Natura 2000-gebieden.
De opname van omgevingswaarden in de wet geeft de waarborg dat het parlement de aard en omvang daarvan mede bepaalt. Dit is van belang, gelet op de brede maatschappelijke impact van de doelstelling. De verkenning naar alternatieven ziet, conform het advies van Remkes, toe op de KDW in de rol van sturingsinstrument. Een wettelijke reductieverplichting in de vorm van een omgevingswaarde gebaseerd op de KDW heeft als voordeel dat op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld (berekend) of Nederland op koers ligt.
Hoe ziet het proces eruit waarin verkend wordt of er alternatieven zijn voor de rol van de KDW als maatstaf voor wettelijke reductie verplichting?
Er is met de landbouw- en natuurorganisaties afgesproken om in een transparant proces enkele onafhankelijke wetenschappers te vragen om een essay te schrijven over de vraag: is er een juridisch houdbaar alternatief dat aan de kaders voldoet?’.
Partijen konden hiervoor aandachtspunten meegeven. Vervolgens kunnen een partijen een reactie geven op het essay, waarbij ze ook eigen (bouwstenen voor) alternatieven kunnen aandragen. Een werkgroep met vertegenwoordigers uit de landbouw- en natuurorganisaties en (rijks)overheid gaat kijken of uit het essay en de reacties voldoende bouwstenen bevatten om een kansrijk alternatief te ontwikkelen. Als er in dit traject een alternatief voor de rol van de KDW in de wet wordt gevonden dat aan de kaders voldoet, zal hierover naar verwachting eind 2023 besluitvorming plaats kunnen vinden. Daarna zal eventueel een wetswijziging volgen.
Met de verkenning naar alternatieven staat het doel en de ambitie van de structurele aanpak stikstof niet ter discussie. Dat betekent dat een alternatief een gelijkwaardige ambitie moet hebben, qua stikstofreductie, waarmee structureel bijgedragen wordt aan het bereiken van een landelijk gunstige staat van instandhouding en het (permanent) voorkómen van verslechtering van de stikstofgevoelige natuurgebieden.
Hoeveel draagt de industrie bij aan de stikstofproblematiek?
De sector industrie is verantwoordelijk voor 1.7 procent van de stikstofdepositie in Nederland.
Lees meer over de herkomst van de stikstofneerslag op: Herkomst stikstofdepositie, 2021 | Compendium voor de Leefomgeving (clo.nl) en Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland, Rapportage 2022 (rivm.nl).
Welke maatregelen worden genomen in de sector industrie om de stikstofuitstoot te verkleinen?
Alle bronmaatregelen voor de industrie vindt u op de pagina ‘Maatregelen Industrie’.
Komen industriële uitstoters niet te makkelijk weg?
De sector industrie en energie is op grond van de Europese Richtlijn Industriële emissies verplicht te investeren in de Best Beschikbare Techniek (BBT). Door de BBT-aanpak zijn de meest kosteneffectieve emissie-reducerende maatregelen binnen de sector industrie en energie daarmee al verplicht. Deze aanpak wordt de komende jaren voortgezet en vraagt investeringen van vele tientallen miljoenen door de sector industrie en energie. Onder andere de BBT-aanpak zorgt voor een aanzienlijke verdere reductie van stikstofdepositie.
Naast de BBT-aanpak zijn op basis van een verkennende studie door TNO en een quickscan bij een deel van het bedrijfsleven enkele mogelijkheden voor extra maatregelen geïdentificeerd. Deze worden de komende tijd verder onderzocht en uitgewerkt. Daarnaast draagt de industrie met de maatregelen uit het Klimaatakkoord en de maatregelen om uitvoering te geven aan het Urgenda-vonnis ook bij aan stikstofreductie.
Er wordt gesproken over subsidie voor boeren die willen verduurzamen. Is een dergelijke subsidie enkel voor boeren bedoeld of ook voor MKB/industrie?
De Rijksoverheid biedt diverse subsidies aan voor verduurzaming. Sommige daarvan zijn specifiek bedoeld voor verduurzaming van boerenbedrijven, bijvoorbeeld met betrekking tot de stalinrichting. Maar er zijn ook subsidies voor verduurzaming door het MKB en de industrie, bijvoorbeeld met het oog op meer circulair produceren, energie besparen of hernieuwbare energie opwekken. De website van de Rijksdienst voor Ondernemen (RVO) biedt inzicht in alle beschikbare subsidies, de voorwaarden en de inschrijfmogelijkheden.
Een boerderij (werkgelegenheid 2 mensen) kan gemakkelijk 2 mol/ha/jaar veroorzaken; bedrijven met honderden medewerkers doen vaak maar een paar honderdsten. Hoe ziet de overheid kosteneffectiviteit? Hoeveel mag een ton vermeden depositie bij de niet-agrarische industrie (externe saldering) kosten? Hoe verhoudt zich dit tot kosten voor vermeden stikstof in de landbouw?
Bij het samenstellen van het pakket maatregelen om de stikstofuitstoot te verminderen is kosteneffectiviteit een belangrijke afweging geweest. Maatregelen in de veehouderij hebben veel effect en zijn daarbij erg kosteneffectief. Maar ook andere sectoren die stikstof uitstoten moeten een bijdrage leveren. Ook bij het opstellen van die bronmaatregelen is sterk met kosteneffectiviteit rekening gehouden.
Om die reden zoekt het kabinet met die maatregelen aansluiting op andere initiatieven, zoals het Klimaatakkoord en het Schone Luchtakkoord. Zo kunnen maatregelen die in de industrie getroffen worden bijdragen aan vermindering van de uitstoot van zowel stikstof als fijnstof en andere zeer schadelijke stoffen (ZSS). In dat geval zijn de kosten voor de industrie minder goed vergelijkbaar met de kosten per bespaarde mol stikstof/ha/jaar in de landbouwsector.
Hoeveel draagt de woningbouw bij aan de stikstofproblematiek?
De bijdrage van de woningbouw aan de stikstofproblematiek is gering. Het grootste deel van de uitstoot wordt gerealiseerd in de bouwfase en door het autoverkeer dat naar de nieuwe woningen toe gaat.
Lees meer over de herkomst van de stikstofneerslag op: Herkomst stikstofdepositie, 2021 | Compendium voor de Leefomgeving (clo.nl) en Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland, Rapportage 2022 (rivm.nl).
Welke maatregelen worden genomen om de stikstofuitstoot in de bouw te verkleinen?
Alle bronmaatregelen voor de bouw vindt u op de pagina ‘Maatregelen Bouw’.
Mag je nu nog gewoon met dieselmateriaal bouwen?
Welke voertuigen worden ingezet is onder meer afhankelijk van aanbestedingseisen die de aanbestedende partij hanteert. Niet alle voertuigen kunnen direct zero-emissie gemaakt worden. Het al bestaande beleid zorgt ervoor dat in de komende jaren al een flinke emissiereductie plaatsvindt (schonere motoren, strengere emissie-eisen, vervanging oude voertuigen). Door het nemen van extra maatregelen komt hier nog een schep bovenop (daar is 500 miljoen euro voor beschikbaar).
Hoeveel draagt de sector verkeer en vervoer bij aan de stikstofproblematiek?
De sector verkeer en vervoer is verantwoordelijk voor 12,9% van de stikstofdepositie in Nederland. Binnen de sector verkeer en vervoer dragen wegverkeer (5,6%) en zeescheepvaart (4,3%) het meeste bij aan de stikstofdeposities. De gemiddelde depositiebijdrage van de sectoren spoor en luchtvaart is zeer beperkt.
Lees meer over de herkomst van de stikstofneerslag op: Herkomst stikstofdepositie, 2021 | Compendium voor de Leefomgeving (clo.nl) en Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland, Rapportage 2022 (rivm.nl).
Welke maatregelen worden genomen in de sector verkeer en vervoer om de stikstofuitstoot te verkleinen?
Met een breed pakket aan (inter)nationale maatregelen zet het kabinet in op verduurzaming van de mobiliteitssector. De meeste maatregelen die voor klimaat en luchtkwaliteit worden getroffen, leiden ook tot minder stikstofuitstoot en -depositie door de sector mobiliteit. De maatregelen die aanvullend hierop worden getrokken binnen de structurele aanpak stikstof vindt u hier.
Wanneer is een natuurvergunning nodig?
Als uw activiteit mogelijk stikstofdepositie veroorzaakt op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden, dan is het van belang om te kijken of u toestemming nodig hebt in het kader van de Wet natuurbescherming. Wanneer blijkt dat significante gevolgen op stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden niet kunnen worden uitgesloten, moet een passende beoordeling gemaakt worden van de gevolgen van het project voor het Natura 2000-gebied. Als uit die passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet aantast, kan de Wnb-vergunning worden verleend.
Wanneer er geen vergunningplicht is voor stikstof, kan er nog wel een vergunningplicht zijn voor overige effecten zoals trillingen, grondwateronttrekkingen, geluid, versnippering of licht. Kijk voor meer informatie de website van Bij12.
Wie kan een natuurvergunning op basis van het stikstofregistratiesysteem aanvragen?
Niet alle aanvragen komen in aanmerking voor ruimte uit het stikstofregistratiesysteem. Het gaat uitsluitend om projecten in de woningbouw, een beperkt aantal grote wegenprojecten en vervolgens de legalisatie van PAS-meldingen. Dat is vastgelegd in de Regeling Natuurbescherming.
Voor het legaliseren van PAS-meldingen werken provincies en het Rijk ook aan andere maatregelen. Zo heeft het kabinet €250 miljoen beschikbaar gesteld aan de provincies om waar mogelijk maatwerkoplossingen te bieden. Ook de piekbelasteraanpak zal een rol gaan spelen bij het legaliseren van PAS-meldingen.
Ik voldoe niet aan de eisen voor het stikstofregistratiesysteem, wat nu?
Wanneer uw project niet in aanmerking komt voor ruimte in het stikstofregistratiesysteem, zijn er andere opties. U kunt de stikstofneerslag compenseren door aanpassingen binnen uw bedrijf of project, ook wel intern salderen genoemd. Als dit niet mogelijk is, kunt u ook compenseren door stikstofruimte van een ander bedrijf op te kopen. Dat heet extern salderen. Als dit niet lukt, kunt u een nieuwe aanvraag indienen op basis van het stikstofregistratiesysteem wanneer er extra ruimte beschikbaar komt. Een ADC-toets kan ik dat geval ook uitkomst bieden.
In hoeverre kan nog gebruik worden gemaakt van Rav-factoren (emissiefactoren) bij de aanvraag van een natuurvergunning voor een emissiearme stal?
Het kabinet constateert, op basis van gerechtelijke uitspraken en onderzoek naar gebruik van Rav-factoren (emissiefactoren), dat Rav-factoren onvoldoende betrouwbaar zijn om op basis hiervan nieuwe natuurvergunningen voor emissiearme stalsystemen te kunnen verlenen. Voor agrarische ondernemers die van plan zijn om een nieuw emissiearm stalsysteem te bouwen, betekent dit dat zij voortaan een passende beoordeling moeten uitvoeren om na te gaan of zij een natuurvergunning hiervoor kunnen krijgen. De bestaande handreiking passende beoordeling wordt hiervoor in overleg met de provincies en betrokken sectorpartijen aangepast. Voor natuurvergunningen die al zijn verleend en waarbij het niet meer mogelijk is om bezwaar of beroep in te stellen, heeft dit voornemen van het kabinet geen gevolgen. Buiten kijf staat dat innovatie een belangrijke rol speelt en blijft spelen in het halen van de doelen, of het nu gaat om natuur, klimaat of water. Daarom zet het kabinet zich samen met de provincies en de sector in op het vereenvoudigen van de vergunningaanvraag hiervoor en het stimuleren van innovatie om de doelen te halen. Lees hier meer: Kamerbrief over voortgang integrale aanpak landelijk gebied en opvolging Porthos-uitspraak RvS | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl
Wat is een PAS-melding?
Op 1 juli 2015 begon het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Tijdens dit programma gingen activiteiten met weinig stikstofneerslag onder voorwaarden door. Dit kon met een melding onder de Wet natuurbescherming (Wnb). Het programma was bedoeld om toestemming te geven voor activiteiten die een beperkte stikstofneerslag veroorzaakten.
Op 29 mei 2019 oordeelde de Raad van State (RvS) dat het PAS in strijd was met de Europese Habitatrichtlijn. De Europese Unie maakte de habitatrichtlijn om de biologische biodiversiteit in Europa te beschermen. De RvS oordeelde dat het voor projecten die stikstofneerslag veroorzaken, verplicht is om een vergunning aan te vragen. Deze verplichting is vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Wnb). Hierdoor is het voor projecten waarvoor onder het PAS geen vergunning nodig was, toch een vergunning nodig. Voor sommige van deze projecten was al een PAS-melding gedaan.
Op 28 februari 2022 is het legalisatieprogramma PAS-meldingen vastgesteld. Hierin staat welke maatregelen er genomen worden om stikstofruimte voor PAS-meldingen vrij te maken. Binnen drie jaar na vaststelling van het programma moeten de maatregelen getroffen zijn waarmee legalisatie van alle PAS-meldingen mogelijk is. Voor het legaliseren van PAS-meldingen werken provincies en het Rijk ook aan andere maatregelen. Zo heeft het kabinet €250 miljoen beschikbaar gesteld aan de provincies om waar mogelijk maatwerkoplossingen te bieden. Ook de piekbelasteraanpak zal een rol gaan spelen bij het legaliseren van PAS-meldingen.
Ik moet wachten tot er stikstofruimte beschikbaar is, hoe lang duurt dat?
In het legalisatieprogramma zijn een aantal maatregelen opgenomen om PAS-meldingen te legaliseren. Dit zijn de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties, de Regeling provinciale aankoop veehouderijen, en de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen.
De eerste meldingen waarvoor stikstofruimte nodig is, zijn eind 2022 vergund. Helaas kunnen wij niet precies aangeven wanneer uw melding aan de beurt is. Dit hangt af van de hoeveelheid stikstofruimte en de locatie van het project. De Rijksoverheid blijft zich volop inzetten om de meldingen zo snel mogelijk legaal te maken. Dit doet zij samen met de provincies en betrokken sectoren.
Aanvullend op het legalisatieprogramma werkt het Rijk samen met provincies aan een mogelijke versnelling van het legaliseren van PAS-meldingen. Hiervoor is €250 miljoen beschikbaar gesteld. Lees hier meer: Groen licht voor versnellingsplannen, PAS-melders sneller een nieuwe vergunning | Nieuwsbericht | Aanpak Stikstof. Ook de aanpak piekbelasters zal een rol gaan spelen bij het legaliseren van PAS-meldingen.
Waar vind ik meer informatie over PAS-meldingen en vergunningverlening?
Meer informatie over het vergunningverleningsproces is te vinden op de pagina ‘Omzetten PAS-melding’ op de website van BIJ12. Hier vindt u antwoord op de vraag of u een vergunning nodig heeft, aan welke voorwaarden u moet voldoen en wat er na het doorgeven van uw gegevens gebeurt.
Waar vind ik meer informatie over het schadeloket voor PAS-meldingen waar gehandhaafd wordt?
PAS-melders verkeren sinds de PAS-uitspraak uit 2019 in onzekere tijden. Rijk en provincies doen er alles aan om PAS-melders te helpen en handhaving te voorkomen.
Als het afzien van handhaving onverhoopt niet mogelijk is, zet het kabinet zich maximaal in om schade te vergoeden die PAS-melders hiervan ondervinden. Zo werkt het Rijk aan een schadevergoeding voor PAS-meldingen, lees hier meer.
Is informatie over PAS-melders (wie, wat, waar) openbaar?
Naar aanleiding van een Wob-verzoek is op 2 april 2021 een lijst gepubliceerd met locatiegegevens (coördinatiepunten) van alle bedrijven waarvan een PAS-melding is gedaan in de periode juli 2015 tot 13 januari 2019. De Raad van Staat oordeelde op 19 januari 2022 dat ook de bedrijfsadresgegevens gedeeld moesten worden. Lees hier meer over het openbaar maken van de adresgegevens.
Hoe werkt het stikstofregistratiesysteem?
Het stikstofregistratiesysteem helpt het bevoegd gezag, bijvoorbeeld de provincie, en vergunningaanvragers bij de vergunningverlening van projecten met stikstofuitstoot. Voorwaarde voor het systeem is dat er eerst stikstofruimte wordt gecreëerd door maatregelen die de stikstofneerslag verminderen.
Vervolgens kan een deel van die ruimte (maximaal 70%) worden besteed aan ruimtelijke ontwikkelingen. Via het stikstofregistratiesysteem worden per Natura 2000-gebied de effecten van stikstofmaatregelen geregistreerd. Zo wordt duidelijk waar en hoeveel ruimte er ontstaat voor het verlenen van vergunningen. Momenteel mag het stikstofregistratiesysteem alleen gebruikt worden voor woningbouw, een beperkt aantal grote wegenprojecten en de legalisatie van PAS meldingen.
Werkt het stikstofregistratiesysteem landelijk of per Natura 2000-gebied?
Via het stikstofregistratiesysteem worden per Natura 2000-gebied de effecten van stikstofmaatregelen geregistreerd. Zo wordt helder waar en hoeveel ruimte er ontstaat voor ontwikkeling.
Wat is AERIUS?
AERIUS is het instrument waarmee neerslag (depositie) van stikstof op Natura 2000-gebieden binnen Nederland wordt berekend, gemonitord en geregistreerd. AERIUS bestaat uit meerdere producten, elk gericht op een specifieke gebruikerstaak.
- AERIUS Calculator is een rekenmachine om de depositie van een project te bepalen
- AERIUS Register ondersteunt bij het proces van vergunningverlening met behulp van stikstofbanken.
- AERIUS Monitor geeft informatie over de huidige en verwachte stikstofdepositie in de Natura-2000 Gebieden.
Meer informatie over AERIUS is te vinden op www.aerius.nl

AERIUS berekent, monitort en registreert de depositie van stikstof op beschermde natuurgebieden. AERIUS is daarmee een hulpmiddel voor vergunningverlening en beleid.
AERIUS Monitor
AERIUS Monitor geeft informatie over de huidige en verwachte stikstofdepositie in beschermde natuurgebieden. Met deze gegevens is inzichtelijk of en in welke mate er overbelasting is door stikstof. Met onder meer deze informatie bepalen Rijk en provincies of maatregelen nodig zijn in de gebiedsprogramma's om de natuur te herstellen.
AERIUS Calculator
Op basis van ingevoerde gegevens berekent AERIUS Calculator gericht de stikstofdepositie op beschermde natuurgebieden.Zo kan bijvoorbeeld de eventuele toename van stikstofdepositie door een stal of een fabriek inzichtelijk worden gemaakt.
AERIUS Register
De berekeningen uit AERIUS Calculator zijn niet de eindconclusie, maar een hulpmiddel. Bevoegd gezag (vaak provincie) beoordeelt de aanvraag voor een vergunning en gebruikt hierbij de inzichten uit AERIUS Calculator. Wordt voor het verlenen van de vergunning gebruik gemaakt van ruimte uit een stikstofbank? Dan wordt deze geregistreerd in AERIUS Register.
Waarom wordt AERIUS ieder jaar geactualiseerd?
Met AERIUS Calculator kunnen initiatiefnemers het effect van projecten op de stikstofdepositie berekenen. Elk jaar vindt een actualisatie plaats van AERIUS om ervoor te zorgen dat bij toestemmingsverlening wordt uitgegaan van actuele gegevens. Gegevens over en inzichten in bijvoorbeeld emissiebronnen, habitattypen of leefgebieden in natuurgebieden en rekenmodellen ontwikkelen zich voortdurend. Voor deze actualisatie gebruikt het RIVM gegevens over emissies en deposities, maar ook data van kennisinstituten als het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), TNO en de Universiteit Wageningen (WUR). De natuurgegevens worden beschikbaar gesteld door de ministeries en provincies.

Elk jaar vindt een actualisatie van AERIUS plaats om ervoor te zorgen dat bij onder meer vergunningverlening en monitoring uit wordt gegaan van actuele gegevens over emissies en stikstofdepositie. Ook worden dan nieuwe inzichten in modelberekeningen verwerkt. Het is wettelijk verplicht om bij vergunningverlening uit te gaan van de actuele versie van AERIUS.
Voor het actueel houden van de gegevens over stikstof en de rekenmodellen combineert het RIVM jaarlijks verschillende informatiebronnen:
- Meten en onderzoek (stikstofmetingen, wetenschappelijk onderzoek, doorontwikkeling rekenmodellen).
- Nieuwe cijfers over de totale stikstofdepositie op beschermde natuurgebieden.
- Inzichten over de emissiegegevens (denk aan de uitstoot van auto's per gereden kilometer).
- Functionele wijzigingenvoor de gebruiksvriendelijkheid van AERIUS.
Met deze gegevens actualiseren we AERIUS. De actuele versie van AERIUS kan per project inzichtelijk maken wat de berekende depositiebijdrage is op een beschermd natuurgebied.
Heeft u nog vragen?
U kunt terecht bij de helpdesk van BIJ12: www.bij12.nl
Actualisatie AERIUS
Wat betekent de actualisatie voor de vergunningverlening?
Initiatiefnemers kunnen na de actualisatie andere uitkomsten van de berekeningen
krijgen met de nieuwe versie van Calculator. Als het bevoegd gezag vóór de nieuwe
release nog geen definitief toestemmingsbesluit heeft genomen, moet de berekening
opnieuw uitgevoerd worden met de nieuwe versie. Ook als het bevoegd gezag een
definitief besluit heeft genomen, is er altijd nog een periode totdat dit besluit
onherroepelijk is. Een definitief besluit kan dan worden aangevochten. Het kan dan nodig zijn dat de initiatiefnemer een herberekening uitvoert met de nieuwe versie.
Wat is een habitatkaart?
Op een habitatkaart is te zien waar een beschermd type natuur precies voorkomt in een Natura 2000-gebied. Omdat in Habitatrichtlijngebieden geen vogels worden beschermd, beperkt de kaart zich daar tot habitattypen en leefgebieden van soorten uit de Habitatrichtlijn. In Vogelrichtlijngebieden staan alleen leefgebieden van soorten op de kaart. De leefgebieden die momenteel zijn gekarteerd, betreffen alleen de stikstofgevoelige leefgebieden. De kaarten worden onder andere gemaakt voor de beheerplannen en bij toestemmingsverlening (Wet natuurbescherming). De kaarten vormen daarvoor de objectieve basis.
Hoe komt een habitatkaart tot stand?
De opstelling van habitatkaarten is de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag: de provincies en (voor de grote wateren) Rijkswaterstaat (RWS). De basis voor habitatkaarten wordt gevormd door vegetatiekaarten. De opstelling van die vegetatiekaarten wordt door provincies en RWS uitbesteed, meestal aan terreineigenaren, die dat weer uitbesteden aan (onafhankelijke) karteringsbureaus. De vegetatiekaarten worden via een landelijk afgesproken methode van vertaling en interpretatie verwerkt tot een habitatkaart. Het bevoegd gezag ziet erop toe dat dit volgens de afspraken, op een objectieve wijze gebeurt.
Vervolgens vindt er ook nog een extra controle plaats (het interbestuurlijk validatieproces), waarbij een aantal experts op het vlak van habitatkartering de kaarten nauwgezet beoordelen en suggesties doen voor correcties waar dat nodig is. Voor het uiteindelijk vaststellen van een kaart zijn provincies en RWS verantwoordelijk, dus niet de eigenaren van de natuurgebieden.
Is er een aanwijzingsprocedure met inspraak voor nodig om een habitatkaart te publiceren?
De publicatie van habitatkaarten kennen geen aanwijzingsprocedure. Overal waar een reeds aangewezen habitat voorkomt, is dat al beschermd via het aanwijzingsbesluit (met bijbehorende aanwijzingsprocedure). Een habitatkaart maakt alleen zichtbaar waar de beschermde waarden zich concreet bevinden (en waar niet). Dat gebeurt op een objectieve, wetenschappelijk-technische manier. Het is dus geen juridische of beleidsmatige beslissing. Er wordt via een habitatkaart dus geen ‘nieuw habitat aangewezen’: geen extra habitat van wat al is aangewezen en ook geen extra habitattypen.
Kunnen terreinbeherende organisaties zelf de habitatkaart in AERIUS actualiseren?
Nee. Provincies en Rijkswaterstaat zijn verantwoordelijk voor de habitatkaarten.
Waarom komt het kabinet met een transitie van het landelijke gebied?
Nederland staat voor een grote uitdaging als het gaat om herstel van de verslechterde staat van onze natuur, klimaat en ruimtelijke opgaves. Die uitdagingen laten zien dat we veel te lang over grenzen zijn heengegaan waardoor natuur, biodiversiteit en ons leefklimaat onder druk staan. Tot dat dit in balans komt, zijn vergunningen voor huizen, (boeren)bedrijvigheid, infrastructuur en verduurzamingsopgaven lastig te verlenen. Ook recente juridische uitspraken manen tot spoed: er is weinig tot geen ontwikkelruimte, de stikstofaanpak versnellen en vergroten is geen kwestie van woorden meer; nu komt de tijd van doen. De snelheid waarmee het roer om moet, vraagt veel van met name de agrarische sector.
Via het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) wil het kabinet stikstofmaatregelen in een gebiedsgerichte aanpak slim combineren met andere maatregelen om de natuur, de bodem en de waterkwaliteit te verbeteren en de klimaatopgave te halen. Dit om te komen tot een vitaal landelijk gebied, met een gezonde natuur, een robuust watersysteem, lage impact op het klimaat en met perspectief voor de landbouw en het verder op gang brengen van vergunningverlening voor maatschappelijke en economische ontwikkeling. Dit is een complex proces, want er speelt veel in de gebieden.
Wat is de rol van Nationaal Programma Landelijk Gebied?
Het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) brengt de opgaven op het gebied van water, natuur, stikstof en klimaat samen en zorgt voor een integrale aanpak. Via het programma wil het kabinet stikstofmaatregelen in een gebiedsgerichte aanpak slim combineren met andere maatregelen om de natuur, de bodem en de waterkwaliteit te verbeteren en de klimaatopgave te halen. Dit om te komen tot een vitaal landelijk gebied, met een gezonde natuur, een robuust watersysteem, lage impact op het klimaat en met perspectief voor de landbouw en het verder op gang brengen van vergunningverlening voor maatschappelijke en economische ontwikkeling.
Het kabinet spreekt vaak over evenredigheid, maar wat betekent dat voor bijvoorbeeld de luchtvaart, bouw of defensie?
Het kabinet hecht eraan dat alle sectoren een evenredige bijdrage leveren aan het behalen van de doelstellingen. Zo ligt er naast de landbouw ook in de sectoren industrie, bouw en mobiliteit een grote verduurzamingsopgave. Hier wordt door Rijk en regio hard aan gewerkt, onder andere via maatregelen en middelen vanuit nationaal klimaatbeleid of Europese regelgeving. Het gaat bijvoorbeeld om verscherpte emissienormstelling, eisen rond
Beste Beschikbare Technieken, het Schone Lucht Akkoord en maatregelen zoals de walstroom voor zee- en binnenvaart uit de structurele stikstofaanpak. Ook zijn in het voorjaar van 2023 de richtinggevende doelen voor de reductie van de NOx-uitstoot gedeeld. Hier zijn de sectoren mobiliteit, industrie en bouw met name verantwoordelijk voor.
Waarom zijn er twee programma’s: Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering en Nationaal Programma Landelijk Gebied?
Het Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering is opgestart aan het begin van de stikstofcrisis onder het vorige kabinet voor de investering van 7 miljard euro in bronmaatregelen en natuurherstelmaatregelen. Het huidige kabinet heeft in het coalitieakkoord aangegeven een integrale aanpak voor het landelijk gebied te willen waarin de opgaven op gebied van natuur, klimaat, water en bodem integraal opgepakt worden binnen het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). De komende tijd wordt de samenwerking tussen de verschillende programma’s uitgewerkt.
Wat is een gebiedsproces?
Nederland bestaat uit verschillende gebieden. De stikstofneerslag en de staat van de natuur verschillen per gebied. Wat goed werkt in het ene gebied, werkt misschien minder goed in het andere gebied. Daarom werken provincies, gemeenten, waterschappen, ondernemers en terreinbeheerders samen aan een gebiedsgerichte aanpak. In de gebiedsprocessen zoeken betrokken overheden, ondernemers, maatschappelijke organisaties en burgers in een bepaald gebied naar verbinding tussen verschillende, soms tegenovergestelde belangen, om een gezamenlijk doel te bereiken binnen een bepaalde tijd. Verlaging van stikstofuitstoot is één van de doelen in de gebiedsprocessen om de kwaliteit van de Natura 2000-gebieden te verbeteren.
Provincies bepalen zelf het aantal gebiedsprocessen. Dit kan bijvoorbeeld per Natura 2000-gebied zijn, of een clustering van Natura 2000-gebieden. Dit is maatwerk wat wordt ingevuld door de provincie.
Hoe verlopen de gebiedsprocessen?
In de gebiedsprocessen werken provincies, gemeenten, waterschappen, branche- en belangenorganisaties, ondernemers, grondeigenaren en terreinbeheerders samen aan een gebiedsgerichte aanpak. Dit betekent dat de partijen in
gesprek gaan over de aanpak om de opgaven voor natuur, stikstof, water en klimaat in samenhang op te pakken. Hierbij wordt per gebied gekeken wat past en wat de mogelijkheden zijn. Elke provincie bepaalt zelf hoe het gebiedsproces verloopt. Er lopen per provincies meerdere gebiedsprocessen. Dat is per gebied maatwerk.
Wat moeten de gebiedsprocessen opleveren?
Provincies maken brede gebiedsprogramma’s waarin staat hoe gewerkt wordt aan het halen van de opgaven op het gebied van natuur, stikstof, water en klimaat.
Waar is meer informatie te vinden?
- Helpdesk Stikstof en Natura 2000. Voor vragen over stikstof, vergunningverlening, AERIUS, Natura 2000 en de gebiedsgerichte aanpak kunt u terecht bij de helpdesk van BIJ12.
- Telefonisch op werkdagen tussen 09.00 en 12.00 uur en tussen 13.00 en 16.00 uur op telefoonnummer 085 – 486 25 90.
- Via het contactformulier op de website bij12.nl
- Provincie. Met vragen over een specifieke situatie, vergunning of toestemmingsbesluit kunt u terecht bij uw provincie.
- Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Met vragen over bestaande wetten en regels voor agrarisch ondernemers, verduurzaming en de (financiële) ondersteuning hierbij kunt u terecht bij RVO.
Wat houdt de landelijke aanpak piekbelasting in?
Een forse vermindering van stikstofneerslag op korte termijn is noodzakelijk om de kwetsbare natuur in Nederland te herstellen. Daarom werkt het kabinet aan een landelijke aanpak om versneld en gericht de stikstofuitstoot terug te brengen bij agrarische en industriële piekbelasters. De aanpak richt zich op de ongeveer 3000 (voornamelijk agrarische) bedrijven die de meeste stikstofneerslag veroorzaken op overbelaste stikstofgevoelige beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebieden) binnen 25 kilometer.
Agrarische bedrijven die onder de aanpak vallen krijgen de mogelijkheid om de stikstofuitstoot aanzienlijk terug te brengen door hun bedrijfsvoering te verduurzamen, te verplaatsen, over te stappen naar een ander bedrijfstype, of te stoppen. Dat is geheel op vrijwillige basis. Omdat keuzes hieromtrent grote impact kunnen hebben op ondernemers, kunnen ondernemers gebruik maken van uitgebreide ondersteuning. Bedrijven die vallen onder de aanpak piekbelasting kunnen bijvoorbeeld gebruik maken van extra begeleiding van bijvoorbeeld een zaakbegeleider en aanvullende financiële regelingen.
De aanpak voor de piekbelasters uit de industrie en energiesector gaat uit van een eigen werkwijze en regelingen. Voor deze aanpak is de minister van Economische Zaken en Klimaat het eerste aanspreekpunt.
Valt mijn bedrijf(slocatie) onder de landelijke aanpak piekbelasting?
Een ondernemer valt onder de aanpak wanneer de stikstofdepositie boven de drempelwaarde uitkomt. Dit is het geval wanneer er binnen 25 kilometer rond het bedrijf ten minste 2500 mol stikstofdepositie per jaar wordt veroorzaakt op overbelaste stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Om na te gaan of dit van toepassing is op je bedrijf, kan een ondernemer de tool AERIUS Check gebruiken. Voor het invullen van de tool zijn bedrijfsgegevens nodig zoals de locatie, het staltype en het aantal dieren. De ingevulde gegevens en uitkomsten worden niet opgeslagen en zijn niet beschikbaar voor de overheid.
Wie kan gebruik maken van een zaakbegeleider?
Onderstaande ondernemers kunnen een afspraak maken met een zaakbegeleider:
- Agrarisch ondernemers die gebruik maken van de regelingen binnen de aanpak piekbelasting (Lbv-plus, verplaatsen, verduurzamen, innoveren en/of extensiveren).
- Agrarisch ondernemers die gebruik maken van de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv).
- Agrarisch ondernemers dichtbij een Natura 2000-gebied, die net buiten de doelgroep van de regelingen Lbv en Lbv-plus vallen of die de AERIUS check nog niet hebben ingevuld.
Via RVO is een afspraak in te plannen met een zaakbegeleider. Dit kan digitaal of telefonisch via: 088 - 042 42 42 (bereikbaar op werkdagen tussen 08:30 tot 17:00 uur).
Wat doet een zaakbegeleider?
De zaakbegeleider luistert, informeert en denkt met agrarisch ondernemers mee bij de keuzes voor de toekomst van het bedrijf. De zaakbegeleider kan ook helpen bij het vinden van de juiste ondersteuning en brengt de mogelijkheden in kaart brengen bij het veranderen van de bedrijfsvoering of het stoppen van het bedrijf. De gesprekken met een zaakbegeleider zijn gratis en geheel vrijblijvend. Lees hier hoe u een afspraak kunt maken.
Wat is het verschil tussen een bedrijfsadviseur en een zaakbegeleider?
De zaakbegeleider heeft een andere rol dan de adviseur van een ondernemer. De zaakbegeleider helpt om alle benodigde informatie op tafel te krijgen voor het maken van een passende keuze voor de toekomst. De zaakbegeleider geeft dus geen gericht advies over de toekomst van het bedrijf. Dat is immers aan de ondernemer zelf om te bepalen. Het maakt de zaakbegeleider ook niet uit voor welk toekomstscenario de ondernemer uiteindelijk kiest. Een zaakbegeleider heeft bij die toekomstverkenning oog voor de ondernemer, het gezin en hun gezamenlijke toekomst. Dat gaat in veel gevallen over veel meer dan alleen een financieel-economische afweging.
Wie zijn de zaakbegeleiders?
De zaakbegeleider werkt bij de overheid en heeft veelal een brede ervaring in de financiële en agrarische sector. Het aanvragen van een zaakbegeleider is kosteloos. De ondernemer bepaalt tot wanneer de ondersteuning vanuit een zaakbegeleider loopt.
Is de aanpak piekbelasting vrijwillig?
Meedoen aan de landelijke aanpak piekbelasting is vrijwillig. Het kabinet biedt deze groep bedrijven extra mogelijkheden en ondersteuning om zelf actie te ondernemen en de stikstof fors terug te brengen. Bedrijven die geen gebruik maken van de opties binnen de aanpak, kunnen mogelijk wel te maken krijgen met andere verduurzamingseisen op het gebied van natuur, water en klimaat.
Op welke manier is aandacht voor de sociaal economische effecten van de aanpak piekbelasting?
Omdat de aanpak gericht is op de bedrijven met de hoogste totale depositie op stikstofgevoelige en overbelaste Natura 2000-gebieden raakt de aanpak piekbelasting met name bedrijven met veel overbelaste stikstofgevoelige natuur in de nabije omgeving. Dit betekent dat veel bedrijven die onder de aanpak vallen zich rond de Veluwe en in de provincie Gelderland bevinden, en aanmerkelijk minder in provincies met relatief weinig Natura 2000-areaal, zoals de kustprovincies. Lokaal kan de aanpak piekbelasting gevolgen hebben. Het effect op de regio hangt onder meer af van hoeveel en welke bedrijven willen stoppen, of juist kiezen voor verdere verduurzaming. Het Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten trekken gezamenlijk op om zo goed mogelijk zorg te dragen voor de sociaal economische impact die dit heeft op de leefomgeving in deze gebieden en bij voorkeur deze te versterken en toekomstbestendig te maken.
Hoe verloopt de verdeling van de vrijgekomen stikstofruimte?
Als onderdeel van de aanpak zet het kabinet in op registratie van alle vrijkomende ruimte en vrijvallende ruimte die beschikbaar komt uit de aanpak piekbelasting in een register. Zoals in eerdere brieven toegelicht gaat voor toestemmingverlening bruikbare stikstofruimte die voortkomt uit de aanpak piekbelasting met prioriteit naar de PAS-meldingen. Dit, als onderdeel van de bredere inzet ter legalisatie. Het kabinet voelt immers een zware verantwoordelijkheid de problematiek van de PAS-meldingen op te lossen. Vervolgens wordt ruimte waar mogelijk beschikbaar gesteld voor andere urgente maatschappelijke- en economische ontwikkelingen. Het kabinet hoopt een grote groep bedrijven te enthousiasmeren om stappen te zetten, zodat op zo veel mogelijk plekken er een dalende lijn van de stikstofdeposities wordt ingezet, op basis waarvan inzet van ruimte voor toestemmingverlening kan worden onderbouwd.
Hoe verhoudt de aanpak zich tot de gebiedsgerichte aanpak?
De resultaten van de aanpak piekbelasting dragen net als de gebiedsgerichte aanpak bij aan de doelen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). De aanpak piekbelasting is bedoeld om op korte termijn de stikstofuitstoot en -neerslag te verminderen, maar komt niet in de plaats van de brede aanpak op het gebied van natuur, klimaat en water of het legalisatieprogramma PAS-melders. Het moet elkaar juist versterken.
Hoeveel PAS-meldingen kunnen gelegaliseerd worden met de piekbelastersaanpak?
De overheid werkt aan de legalisering van PAS-meldingen via het legalisatieprogramma en versnellingsmaatregelen. Met de aanpak piekbelasting wil het kabinet op korte termijn een forse vermindering van de stikstofneerslag bereiken. Deze vermindering moet van voldoende omvang zijn, zodat Natura 2000-gebieden kunnen herstellen. De ruimte die vervolgens ontstaat voor toestemmingverlening, wordt met prioriteit gegeven aan het legaliseren van PAS-meldingen. Op voorhand is niet exact te zeggen hoeveel extra PAS-meldingen met de aanpak piekbelasting kunnen worden gelegaliseerd. Dit hangt onder meer af van hoeveel ondernemers meedoen aan de vrijwillige aanpak en waar zij zich bevinden.
Welke maatregelen neemt de sector mobiliteit om de stikstofuitstoot te verminderen?
Het kabinet vindt het belangrijk dat alle sectoren een evenredige bijdrage leveren aan het oplossen van de stikstofproblematiek. In het voorjaar van 2023 heeft het kabinet de indicatieve emissiereductiedoelen voor stikstofoxiden (NOx) voor de sector mobiliteit en de sector industrie en energie gedeeld. De sector mobiliteit omvat de modaliteiten wegverkeer, zeescheepvaart, binnenvaart, mobiele werktuigen, spoor en luchtvaart. Elke modaliteit levert een bijdrage aan de realisatie van het emissiereductiedoel. Zo wordt het wegverkeer steeds schoner dankzij steeds strengere Europese emissienormen en wordt gewerkt aan het verduurzamen van binnenvaartschepen en de inzet van walstroom voor zeeschepen aan de kade. Luchtvaart levert een bijdrage aan de structurele stikstofaanpak via onder meer het stimuleren van elektrisch taxiën. Ook via het actieprogramma stikstof Schiphol wordt gewerkt aan het verminderen van de stikstofuitstoot en er is aandacht voor verduurzaming van de luchtvaart. Daarnaast wordt gewerkt aan het verduurzamen van binnenvaartschepen en de inzet van walstroom voor schepen aan de kade. Lees hier meer over de maatregelen om de stikstofuitstoot te verminderen in het verkeer en vervoer.